De EIA wordt met ingang van 2018 met 0,5% verlaagd van 55% (2017) naar 54,5% (2018).
Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel a, wordt “aan de schuld en de daarmee verband houdende rechtshandeling” vervangen door: aan de schuld en, ongeacht of die schuld in feite is verschuldigd aan een ander dan een met de belastingplichtige verbonden lichaam of met hem verbonden natuurlijk persoon, aan de daarmee verband houdende rechtshandeling.
2. In het vierde lid wordt “14a” vervangen door: 14a, 15ac.
De voorgestelde wijziging is een reactie op het arrest van de Hoge Raad van 21 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:640). Het doel van de wijziging is in de artikelsgewijze toelichting als volgt verwoord:
"Als gevolg van de voorgestelde wijziging van het derde lid, onderdeel a, van genoemd artikel 10a dient ook een belastingplichtige die in het kader van de in dat onderdeel opgenomen dubbele zakelijkheidstoets aannemelijk maakt dat een schuld die rechtens is aangegaan met een verbonden lichaam in feite is verschuldigd aan een derde, afzonderlijk aannemelijk te maken dat ook aan de rechtshandeling in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen. Met de voorgestelde wijziging wordt nog explicieter in de wettekst tot uitdrukking gebracht dat met het bewijs dat de schuld feitelijk is verschuldigd aan een ander dan een met de belastingplichtige verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon (een derde) enkel aannemelijk is gemaakt dat aan die schuld in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen en dat dit dus niet automatisch ook de zakelijkheid van de rechtshandeling meebrengt. De belastingplichtige dient derhalve ook in een dergelijke situatie tevens afzonderlijk aannemelijk te maken dat ook aan de rechtshandeling in overwegende mate zakelijke overwegingen ten grondslag liggen."
Aan artikel 13d Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt na het huidige negende lid een lid toegevoegd, luidende:
Indien het ontbonden lichaam op enig tijdstip met de belastingplichtige verbonden is geweest en onmiddellijk of middellijk een schuldvordering of een soortgelijk vermogensbestanddeel heeft gehad op een ander lichaam dat deel uitmaakt of deel heeft uitgemaakt van dezelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige, wordt het voor de deelneming opgeofferde bedrag slechts in aanmerking genomen voor zover de belastingplichtige aannemelijk maakt dat dit opgeofferde bedrag in absolute zin uitgaat boven de aan dat andere lichaam toe te rekenen winst van de fiscale eenheid gedurende de periode dat dit deel uitmaakte van dezelfde fiscale eenheid als de belastingplichtige, indien die toe te rekenen winst per saldo uitkomt op een negatief bedrag. Dat negatieve bedrag beloopt niet meer dan het geheel van de negatieve voordelen op de schuldvordering of het soortgelijke vermogensbestanddeel, bedoeld in de eerste volzin, die toerekenbaar zijn aan de aldaar bedoelde periode.
In samenhang met de voornoemde wijziging wordt artikel 13e Wet op de vennootschapsbelasting 1969 aangepast aan de vernummering van artikel 13d Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Tevens wordt in samenhang met de wijziging - van 13d Wet op de vpb 1969 - artikel 15ah Wet op de vpb 1969 aangepast. Het eerste lid van laatstgenoemd artikel verwijst nu (2017) alleen naar het negende lid van artikel 13d Wet op de vpb 1969, hier wordt de verwijzing aan het voorgestelde lid aan toegevoegd.
Het doel van de wijziging is in de artikelsgewijze toelichting als volgt verwoord:
"Met betrekking tot de in artikel 13d van de Wet Vpb 1969 opgenomen liquidatieverliesregeling wordt voorgesteld in het tiende lid van dat artikel met betrekking tot verbonden lichamen een soortgelijke maatregel op te nemen als op dit moment reeds is opgenomen in het negende lid van dat artikel met betrekking tot tussenmaatschappijen. Hiermee wordt voorkomen dat dubbele verliesneming kan plaatsvinden via de liquidatieverliesregeling, doordat de belastingplichtige een verbonden lichaam liquideert dat een schuldvordering heeft op een maatschappij waarmee de belastingplichtige in een fiscale eenheid is of was gevoegd, waarbij de schuldvordering in waarde is gedaald als gevolg van verliezen van die maatschappij."
In de Overige fiscale maatregelen 2018 is ook een wijziging van artikel 13d Wet op de vpb 1969 opgenomen. De wijziging heeft betrekking op de vaststelling van het opgeofferd bedrag van een deelneming na ontvoeging uit een fiscale eenheid.
Aan artikel 15ac, achtste lid, wordt, onder vervanging van “, of” aan het slot van onderdeel a door een puntkomma en onder vervanging van de komma aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende: c. een lichaam dat op enig tijdstip met de belastingplichtige verbonden is geweest;.
Het doel van de wijziging is in de artikelsgewijze toelichting als volgt verwoord:
"Voorgesteld wordt het toepassingsbereik van artikel 15ac, achtste lid, van de Wet Vpb 1969 uit te breiden naar schuldvorderingen (of soortgelijke vermogensbestanddelen) van een belastingplichtige op alle met hem verbonden lichamen die een schuldvordering hebben op een maatschappij waarmee de belastingplichtige in een fiscale eenheid is of was gevoegd. Daardoor kunnen verliezen op schuldvorderingen (of soortgelijke vermogensbestanddelen) van een tot de fiscale eenheid behorende maatschappij op een verbonden lichaam [welke niet is gevoegd in de FE; VPB ADVIES] niet (meer) in aftrek worden gebracht voor zover deze verband houden met verliezen die bij een andere maatschappij binnen die fiscale eenheid worden of zijn geleden. Hierdoor wordt voorkomen dat het verlies van een in een fiscale eenheid gevoegde maatschappij tweemaal in de fiscale eenheid tot uitdrukking komt."
* Bronvermelding: De op deze pagina opgenomen wijzigingen zijn overgenomen uit het Belastingplan 2018.