aangaan fiscale eenheid


Regels rondom het vormen van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting

 

Formele aspecten

Voor de vorming van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting dienen de te voegen vennootschappen een gezamenlijk verzoek te richten aan de belastinginspecteur. Het verzoek dient tezamen met een door de inspecteur uitgereikt formulier te worden toegezonden aan de inspecteur. Dit formulier hoeft niet daadwerkelijk aangevraagd te worden: het formulier staat op de website van de Belastingdienst. Na ontvangst van het verzoek beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking.

 

Inhoud van het verzoek

In het verzoek moet het gewenste voegingstijdstip worden opgenomen. Het voegingstijdstip is het tijdstip met ingang waarvan een vennootschap (BV/NV) deel gaat uitmaken van de fiscale eenheid. De fiscale eenheid gaat niet eerder in dan drie maanden voorafgaand aan het verzoek. Het tijdstip waarop de inspecteur het verzoek ontvangt is hiervoor bepalend.  Uit het verzoek moet voor de inspecteur duidelijk zijn dat aan de voorwaarden van de fiscale eenheid wordt voldaan. Het verplicht te gebruiken formulier dient mede voor informatieverstrekking aan de inspecteur. Daarnaast is het verstandig bewijsstukken bij het verzoek te voegen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de leveringsakte van de aandelen in de dochtermaatschappij en de oprichtingsakte van de dochtermaatschappij. Het komt soms voor dat de inspecteur zelf alsnog hierom vraagt. 

 



Voorwaarden voor de vorming van een fiscale eenheid (artikel 15 Wet vpb 1969)

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 geeft de voorwaarden voor de vorming van een fiscale eenheid aan. De voorwaarden zijn als volgt:

  1. De moedermaatschappij bezit de juridische en economische eigendom van ten minste 95% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal van de dochtermaatschappij. Dit bezit moet ten minste 95% van de statutaire stemrechten vertegenwoordigen en in alle gevallen recht geven op ten minste 95% van de winst en ten minste 95% op het vermogen van de dochtermaatschappij. Hierbij telt een middelijk bezit ook mee, zolang de tussenhoudstermaatschappij ook is of wordt gevoegd in dezelfde fiscale eenheid.
  2. De tijdvakken (boekjaren) waarover vennootschapsbelasting wordt geheven bij de moedermaatschappij en de te voegen dochtermaatschappij(en) moeten zowel statutair als feitelijk samenvallen.
  3. Voor het bepalen van de winst bij de te voegen maatschappijen moeten dezelfde bepalingen van toepassing zijn. Dit ziet niet op de toepassing van goedkoopmansgebruik, maar op het van toepassing zijn van bijzondere stelsels zoals die voor beleggingsinstellingen en verzekeringsondernemingen.
  4. De te voegen maatschappijen moeten allemaal in Nederland zijn gevestigd, of ze moeten een vaste inrichting in Nederland bezitten. Wellicht ten overvloede: alleen de aan de vaste inrichting toe te rekenen vermogensbestanddelen kunnen worden opgenomen in de fiscale eenheid.
  5. De moedermaatschappij heeft de rechtsvorm van een BV, NV of coöperatie, of er is sprake van een onderlinge waarborgmaatschappij. Buitenlandse rechtsvormen kunnen onder voorwaarden ook in aanmerking komen.
  6. De dochtermaatschappij heeft de rechtsvorm heeft van een BV of NV. Ook hier kunnen vergelijkbare buitenlandse rechtsvormen onder voorwaarden in aanmerking komen.
  7. De aandelen in de dochtermaatschappij mogen door de moedermaatschappij niet als voorraad worden gehouden.

Voeging dochtermaatschappij bij begin van een boekjaar (artikel 6 lid 2 Besluit fiscale eenheid 2003)

Wordt een dochtermaatschappij met ingang van haar boekjaar gevoegd in een fiscale eenheid, dan moet er bij de aangifte van de fiscale eenheid een vermogensopstelling worden bijgevoegd van de fiscale eenheid. In die vermogensopstelling moeten de activa en de passiva van zowel de moeder- als dochtermaatschappij worden gewaardeerd naar de tot het voedingstijdstip door elke maatschappij gehanteerde fiscale gedragslijn.

 

Voeging dochtermaatschappij in de loop van het boekjaar (artikel 6 lid 3 Besluit fiscale eenheid 2003)

Wanneer een dochtermaatschappij in de loop van het boekjaar wordt opgenomen in een fiscale eenheid, sluit de dochtermaatschappij haar boekjaar af direct voorafgaand aan haar voeging. Het hierdoor ontstane korte (fiscale) boekjaar is een volwaardig boekjaar voor de vennootschapsbelasting. Over deze periode doet de dochtermaatschappij zelfstandig aangifte vennootschapsbelasting. De moedermaatschappij sluit haar boekjaar niet af. De moedermaatschappij dient bij haar aangifte vennootschapsbelasting - de aangifte van de fiscale eenheid -  over het jaar van voeging bij te voegen: een vermogensopstelling van de dochtermaatschappij direct voorafgaand aan het voegingstijdstip en een vermogensopstelling van de moedermaatschappij betrekking hebbend op de verhoudingen met de gevoegde dochtermaatschappij direct voorafgaand aan het voegingstijdstip.

 

Voeging dochtermaatschappij met ingang van haar oprichting (artikel 6 lid 4 Besluit fiscale eenheid 2003)

Indien een dochtermaatschappij wordt opgericht en direct vanaf haar oprichting wordt gevoegd in een fiscale eenheid, dan heeft de dochtermaatschappij voorafgaand aan de voeging geen zelfstandig boekjaar. Dit betekent dat wanneer er bij de oprichting vermogensbestanddelen door de moedermaatschappij worden ingebracht in de dochtermaatschappij, deze inbreng/overdracht wordt geacht te hebben plaatsgevonden onmiddellijk na het voegingstijdstip en dus binnen de fiscale eenheid. Let wel op: dit is een besmette rechtshandeling in de zin van artikel 15ai Wet vpb 1969. Omdat de dochtermaatschappij geen voorvoegingsjaar heeft, kan er geen sprake zijn van voorvoegingsverliezen

Voeging van een dochtermaatschappij met ingang van haar oprichting is mogelijk indien de statutaire boekjaren, met uitzondering van het eerste boekjaar, samenvallen en de dochtermaatschappij haar eerste boekjaar afsluit op hetzelfde tijdstip als waarop de moedermaatschappij haar lopende boekjaar statutair en feitelijk afsluit. Dit volgt uit artikel 5 van het Besluit fiscale eenheid 2003.

 

Koop van een dochtermaatschappij en directe voeging (artikel 4 Besluit fiscale eenheid 2003)

 

 

Voeging moedermaatschappij met ingang van haar oprichting (artikel 5 Besluit fiscale eenheid 2003)

Het is mogelijk een vennootschap met ingang van haar oprichting als moedermaatschappij te voegen met een dochtermaatschappij dan wel een reeds bestaande fiscale eenheid. Vereist is dat de boekjaren van de te voegen maatschappijen, met uitzondering van het eerste boekjaar, samenvallen en dat de moedermaatschappij haar eerste boekjaar zowel statutair als feitelijk afsluit op hetzelfde tijdstip als de te voegen dochtermaatschappij(en).

 

Uitbreiding van een bestaande fiscale eenheid met een dochtermaatschappij

Bij gezamenlijk verzoek, gedaan door de moedermaatschappij van een reeds bestaande fiscale eenheid en een nog te voegen dochtermaatschappij, wordt de moedermaatschappij geacht het verzoek mede te hebben gedaan namens de reeds gevoegde dochtermaatschappij(en).

 


Weten wat wij voor je kunnen betekenen? Neem dan vrijblijvend contact met ons op!

Opmerking: De met * gemarkeerde velden zijn verplicht.

Blijf met ons in contact en volg ons op de sociale media.

VPB ADVIES, Postadres: Postbus 71 5050 AB Goirle, Bezoekadres: Tilburgseweg 16b Goirle, Tel: 06 - 54 32 47 99